Mushing Terminologie:
Leaddog(s): De leidhond of honden die voorop lopen.
Swingdog(s): De hond of honden die net achter de leidhonden lopen.
Wheeldog(s): De hond of honden en die helemaal achteraan lopen.
Teamdogs: Alle honden in het team die tussen de swing- en wheel dogs lopen.
Musher: Degene die op de slee staat en de honden ment.
Rookie: een mushier die de race voor de eerste keer loopt of de race nog niet uitgelopen heeft.
Handler: Persoon die de musher helpt met de honden bij de start of in checkpoints.
Haw: Commando voor linksaf.
Gee: Commando voor rechtsaf.
Whoa!:Commando om de honden te doen stoppen.
Line-out: Commando voor de leidhond(en) om het team strak vooruit en in formatie te zetten alvorens te vertrekken (of voor onderweg terug te gaan vertrekken na een pauze).
De Trail: Het te volgen parcours dat uitgezet is voor een wedstrijd.
Trail: Het Commando aan de musher voor je om te kunnen passeren. (Request for right-of-way).
No man’s land: Het laatste stuk (aangeduid op de trail) vlak voor de finish waar bovenstaande ‘Trail’ commando niet meer van toepassing is. (You don’t have to give way to another musher beyond this point). Meestal (+/-) de laatste km tot de finish bij sprintwedstrijden of 3-5 km in Long distance wedstrijden.
Rood bordje: Staat dit rode bordje aan de linkerkant van de weg, moet je linksaf, staat het rode bordje aan de rechterkant, dan moet je naar rechts.
Blauw bordje: Bij dit bordje gaat de trail rechtdoor, dit bordje wordt ook gebruikt na een kruising om te bevestigen dat je het correcte pad volgt.
Geel bordje: Een geel bordje dient om aan te geven dat je een gevaarlijk punt nadert, en je dus ook snelheid moet minderen.
Dogbox: Het hondenhok in de auto of trailer.
Stake-out: Lange ketting of kabel waar de honden (op wedstrijden/trainingen) aan vast gemaakt worden wanneer ze uit de dogboxen gehaald worden.
Runner: De glijder/ski onder de slee.
Handlebar: Dit is de beugel waar je de slee mee vast houdt en stuurt.
Brush bow: De bumper voorop een slee.
Remmat: De mat achter een slee waarmee je, door er met je voet(en) op te staan je de snelheid van het team kan minderen.
Grondrem: Deze rem gebruik je om het team volledig te doen stoppen (om af te remmen gebruik je je remmat.)
Snowhook: snowhook of sneeuw anker is een anker dat je in de sneeuw zet als je je team wil parkeren onderweg.
Als je bijvoorbeeld even van de slee moet om tot bij de honden te gaan om welke reden dan ook.
(naargelang de grote van een team heb je meestal 1 of 2 ankers nodig of van een bepaalde grote/gewicht.)
Noodlijn: Hiermee kan je jezelf vastmaken aan de slee of treklijn zodat je team er niet alleen van door gaat als je zou vallen. Een noodlijn of ‘snubline’ kan je onderweg ook gebruiken om je slee aan een boom of ander object vast te binden.
Karabijn haak: De haak waarmee de treklijn aan de slee/kar vast zit.
Tugline: De lijn waarmee een hond via zijn harnas aan de treklijn verbonden is.
Musketon: De haak waarmee elke hond aan de tugline vast zit.
Neckline: Het lijntje waarmee een hond via de halsband verbonden wordt met de treklijn.
Gangline: De treklijn of hoofdlijn die aan de kar of slee vastzit waaraan de honden (via tuglines) trekken.
Harnas: Het (goed passend) tuigje of gareeltje dat de hond aan heeft, en waarmee hij via de tugline en neckline verbonden is met de treklijn.
Het meest gebruikte harnas is het x-back harnas. Met dit harnas wordt bij het trekken, de druk verdeeld over de borst en de schouders.
Paniek haak: ook quick-release genoemd, is een haak waarmee je in 1 beweging de slee of kar
(bij de start) kan los trekken.
Startlijn: De lijn die aan de paniekhaak vastzit.
Booties: Soort van sokken voor de honden om de onderkant hun poten (preventief) te beschermen tegen kleine sneetjes. Deze zijn gemaakt uit verschillende soorten materialen van polar fleece of Cordura etc. Op distance wedstrijden worden meestal 8 booties per hond verplicht als mandatory gear.
Een reactie achterlaten